Next Topic

Previous Topic

Book Contents

Weergavedefinities

The View Definitions window lets you further refine a machine ID / machine group filter based on attributes contained on each machine—for example, the operating system type. U kunt meerdere weergaven maken en benoemen. Weergavefiltering wordt toegepast op alle functiepagina's door een weergave te selecteren in de keuzelijst in het venster computer ID / computergroepfilter en door op het pictogram Toepassen te klikken.

Opties koptekst

  • Opslaan: sla de geselecteerde weergave op.
  • Opslaan als: sla de geselecteerde weergave onder een andere naam op.
  • Verwijderen: verwijder de geselecteerde weergave.
  • Weergave selecteren: selecteer een weergave.
  • Titel bewerken: bewerk de titel van een weergave.
  • Deel…: u kunt een weergave delen met geselecteerde VSA-gebruikers en gebruikersrollen of de weergave openbaar maken voor alle VSA-gebruikers en gebruikersrollen.

Een nieuwe weergave maken of bewerken

  1. Klik op de knop Bewerken... rechts van de keuzelijst Weergave in het computer-ID/groeps-ID filtervenster om de Weergavedefinities-editor te openen.
  2. Klik op de knop Opslaan als en typ een naam voor de nieuwe weergave.
  3. Voer de gewenste filterspecificaties in.
  4. Klik op de knop Opslaan.

Op computer-ID bekijken

  • Stel computer-ID in: door dit keuzevakje te selecteren, worden alle waarden vervangen die zijn ingesteld voor het veld Computer-ID in het Computer-ID/Groeps-ID filtervenster door de hier ingevoerde waarde. Het veld Computer-ID in het Computer-ID/Groeps-ID filtervenster is uitgeschakeld om onbedoelde wijzigingen te vermijden bij het tonen van een weergave waarvoor Stel computer-ID in is geselecteerd.
  • Stel groeps-ID in: door dit keuzevakje te selecteren, wordt de waarde Goeps-ID in het Computer-ID/Groeps-ID filtervenster overschreven met de hier ingevulde waarde. Het veld Groeps-ID in het Computer-ID/Groeps-ID filtervenster is uitgeschakeld om onbedoelde wijzigingen te vermijden bij het tonen van een weergave waarvoor Stel groeps-ID in is geselecteerd.
  • Alleen geselecteerde computer-ID's weergeven: sla een weergave eerst op voordat u computer-ID's met deze optie selecteert. Nadat de weergave is opgeslagen, verschijnt rechts van deze optie een koppeling <N> computers geselecteerd. Klik op deze koppeling om een venster Verzameling definiëren te openen waarin u een weergave kunt maken met een willekeurige verzameling computer-ID's.

Weergave op netwerkstatus en adres

  • Computers tonen die in de afgelopen N perioden wel/niet/nooit online zijn geweest: selecteer dit keuzevakje om de computers te tonen waarvan de agenten hebben ingecheckt op KServer, of niet, binnen de opgegeven periode. Gebruik de optie nooit om computer-ID sjabloonaccounts te filteren omdat deze accounts nooit inchecken.
  • Toon computers die zijn uitgesteld/niet uitgesteld: selecteer dit keuzevakje om computers te selecteren die wel of niet zijn uitgesteld.
  • Toon computers die wel/niet zijn herstart in de afgelopen N periodes: selecteer dit keuzevakje om computers te tonen die in het opgegeven aantal perioden niet zijn herstart.
  • Computers met referentiestatus: selecteer dit keuzevakje om computers te tonen met de geselecteerde referentiestatus.
  • Verbinding gateway-filter: selecteer dit keuzevakje om alleen computers te tonen waarvan de verbindingsgateway met het opgegeven filter overeenkomt. Voeg een asterisk-wildcard (*) aan de tekst toe die u invoert om meerdere records overeenkomstig te maken. Bijvoorbeeld 66.221.11.* komt overeen met alle adressen van verbindingsgateways van 66.221.11.1 tot en met 66.221.11.254.
  • IP-adres filter: selecteer dit keuzevakje om alleen computers te tonen waarvan het IP-adres met het opgegeven filter overeenkomt. Voeg een asterisk-wildcard (*) aan de tekst toe die u invoert om meerdere records overeenkomstig te maken. Bijvoorbeeld 66.221.11.* komt overeen met alle IP-adressen van 66.221.11.1 tot en met 66.221.11.254.

Weergave op besturingssysteem

  • Type besturingssysteem: selecteer dit keuzevakje om alleen computers te tonen die het geselecteerde besturingssysteem bevatten zoals gemeld met Audit > Naam/OS-info.
  • Versie besturingssysteem: selecteer dit keuzevakje om alleen computers te tonen die de geselecteerde versie van het besturingssysteem bevatten zoals gemeld met Audit > Naam/OS-info. Gebruik dit filter om computers op service pack te filteren.

Weergave van computers gebaseerd op proceduregeschiedenis/status

  • Met agentprocedures gepland/niet gepland: selecteer dit keuzevakje om alleen computers te tonen waarop de opgegeven agentprocedure al dan niet voor activering is gepland.

    Opmerking: Klik op de koppeling agentprocedure selecteren om de naam van de agentprocedure op te geven.

  • Laatste activeringsstatus geslaagd/mislukt: selecteer dit keuzevakje om alleen computers te tonen die de geselecteerde agentprocedure reeds hebben geactiveerd. Klik in het juiste keuzerondje om computers te tonen die de agentprocedure met succes hebben volbracht of die de agentprocedure niet konden activeren.
  • Agentprocedure is/is niet uitgevoerd in de afgelopen N dagen: selecteer dit keuzevakje om alleen computers te tonen die de agentprocedure wel of niet hebben uitgevoerd in de opgegeven periode.

Weergave computers op applicatie

  • Bevat/ontbrekende applicatie: selecteer dit keuzevakje om alleen computers te tonen waarop een applicatie wel of niet is geïnstalleerd met behulp van het opgegeven filter. Voeg een asterisk-wildcard (*) aan de tekst toe die u invoert om meerdere records overeenkomstig te maken.
  • Tekenreeks versie is > < = N: selecteer dit keuzevakje om het filter verder te verfijnen met een versienummer dat groter is dan, kleiner dan of gelijk aan een opgegeven waarde.

Weergave computers op patch-update

  • Leden van patch-beleid tonen/verbergen: selecteer dit keuzebokje om in combinatie met de computer-ID en groeps-ID filters alleen computers te tonen die wel (Tonen) of niet (Verbergen) tot een specifiek patch-beleid horen.
  • Computers die geen resultaten van een patch-scan hebben (ongescand): selecteer dit keuzevakje om alleen computers te tonen die niet op ontbrekende patches zijn gescand.
  • Computers die N patches of meer missen: selecteer dit keuzevakje om alleen computers te tonen die een gegeven aantal Microsoft-patches missen.
  • Patch-beleid gebruiken: selecteer dit keuzevakje om alleen computers te tonen waarop een gegeven aantal goedgekeurde Microsoft-patches ontbreken.
  • Patch-scan gepland/niet gepland: selecteer dit keuzevakje om alleen computers te tonen waarop een patch-scan is gepland of niet is gepland.
  • Laatste uitvoeringsstatus voor patch-scan geslaagd/mislukt: selecteer dit keuzevakje om alleen computers te tonen waarvan de patch-scan is geslaagd of mislukt.
  • Patch-scan is wel/niet uitgevoerd in de afgelopen <N> <perioden>: selecteer dit keuzevakje om alleen computers te tonen waarop de patch-scan wel of niet binnen een opgegeven periode is uitgevoerd.
  • Computers met herstarten in behandeling voor patch-installaties: selecteer dit keuzevakje om alleen computers te tonen die in afwachting zijn van een herstart voor een patch-installatie.
  • Computers met Patch-testresultaat: selecteer dit keuzevakje om alleen computers te tonen met het geselecteerde patch-testresultaat.
  • Computers met configuratie voor Automatische patch-update: selecteer dit keuzevakje om alleen computers te tonen met de geselecteerde configuratie voor Automatische update.
  • Computers met configuratie voor Patch herstarten: selecteer dit keuzevakje om alleen computers te tonen met de geselecteerde configuratie voor Herstartactie.
  • Computers met configuratie voor Patch-bestandsbron: selecteer dit keuzevakje om alleen computers te tonen met de geselecteerde configuratie voor Bestandsbron.
  • Computers waarop een specifieke patch ontbreekt (aangeduid door het 6 cijferige KB Article ID van de patch): selecteer dit keuzevakje om alleen computers te tonen die een specifieke patch missen.

Weergave computers op agentgegevens

  • Geavanceerde gegevensfilter agent: selecteer dit keuzevakje en klik op de knop Filter definiëren... om de weergave verder te verfijnen met de Tabel Filter samenvoegen.

    Waarschuwing: U moet een spatieteken gebruiken om de operator van de gegevens te scheiden in de filterinvoer. Zo bevat de filterinvoer >= 500 een spatie vlak na het isgelijk-teken.