Offsite serversDe pagina Offsite servers stuurt back-upafbeeldingen veilig van een LAN naar een externe locatie. Offsite replicatie stuurt alle wijzigingen aan bestanden en submappen in de map Lokale server naar een aangegeven offsite servermap. Bestandsoverdrachten worden met Overdracht plannen gepland. Mappen van Afbeeldingslocatie moeten als submappen van een map van Lokale server worden gedefinieerd om in deze overdrachten te worden opgenomen. Opmerking: Zie Synthetische volledige back-ups. Configuratie offsite server Een willekeurig computer-ID kan als een offsite server werken. U kunt ook zoveel offsite servers hebben als u wilt. Voorbeelden van configuratie van offsite servers omvatten:
Offsite mappenstructuur De offsite server slaat gegevens op die van lokale servers in de aangegeven map worden ontvangen. De GUID-map van topniveau is de GUID van de lokale server vanwaar de gegevens afkomstig zijn. GUID-mappen van het tweede niveau zijn de GUID's van de computer-ID's waarvoor back-up wordt gemaakt. De volgende diagram geeft een typische mappenstructuur van een offsite server weer. Bestandsoverdracht Alleen gewijzigde bestanden worden naar de offsite server geduwd. Onderbroken bestandsoverdrachten worden automatisch vanaf het punt van onderbreking, herstart. De bestandsoverdracht hoeft niet vanaf het begin te herstarten. Offsite replicatie gebruikt dezelfde communicatietechnologie die in agent/server-communicaties wordt gebruikt. Al het verkeer is met 256-bit gecodeerd. Dezelfde computer voor de lokale en offsite server gebruiken U kunt de offsite server aan dezelfde computer als de lokale server toewijzen, maar let op het volgende:
De naam/IP-adres en poort instellen Selecteer een doelcomputer met een agent die als de offsite server zal werken. De offsite server werkt altijd en luistert met een willekeurige TCP-poort die u aangeeft, voor verbindingen van lokale servers. De poort kan niet door een andere toepassing worden gebruikt. Probeer 5722 te gebruiken omdat deze gelijk is aan de poort voor check-in van de agent. Offsite serverpoorten worden beperkt om tussen 1024 en 49151 te zijn. U moet een DNS-naam of IP-adres aangeven die van de lokale server kan worden gehaald. Meestal is dit de externe naam/IP-adres van de gateway/firewall/router die door de doelcomputer wordt gebruikt. Configureer poortbereik doorzenden op uw gateway/firewall/router om verzoeken voor poort 5722 - of elk ander poortnummer dat u hebt gekozen - naar het interne IP-adres van het computer ID te verwijzen die als de offsite server werkt. Opmerking: Voor de offsite server moet een referentie zijn ingesteld voor toegang tot de netwerkmap die gegevensoverdrachten ontvangt. De offsite configuratie testen Zodra u de offsite server hebt geconfigureerd, controleert u in behandeling zijnde procedures op de offsite servercomputer:
Probeer met Telnet verbinding te maken naar het component van de offsite server. Vervang in de opdracht hieronder de tekenreeks
Als de verbinding succesvol is, moet u alleen een knipperende cursor zien. Zodra u kunt verzekeren dat de offsite server klaar is, kunt u de Lokale servers configureren. Maken Klik op Maken om met de eerder geselecteerde opties een offsite server te maken. <computer-ID selecteren> Selecteer het computer-ID waarvan u wilt dat het als de offsite server werkt. Naam/IP Voer de IP DNS-naam of het IP-adres van de offsite server in. Poort Voer een ongebruikt poortnummer in. Volledig pad naar map (UNC of lokaal) die alle gegevensoverdrachten ontvangt. Voer het volledige pad, UNC of lokaal, naar de map in die alle gegevensoverdrachten ontvangt. Geef geen offsite servermap aan die een toegewezen station gebruikt. Check-instatus Deze pictogrammen geven van elke beheerde computer de check-instatus van de agent weer:
Opmerking: Als deze invoegtoepassingsmodule in een 5.x VSA wordt geïnstalleerd, worden verschillende pictogramafbeeldingen weergegeven. De pagina Afstandsbediening > Computer besturen geeft een legenda van de specifieke pictogrammen weer die door uw VSA-systeem worden gebruikt. Pictogram Verwijderen Klik op het verwijderpictogram Pictogram Bewerken Klik op de pictogram voor het bewerken van een rij, Pictogram herstarten Klik op de pictogram herstarten
Computer.Groep ID De weergegeven lijst met Computer.Groep ID is gebaseerd op het Computer-ID/Groeps-ID filter en op de computergroepen die de gebruiker mag zien met Systeem > Gebruikersbeveiliging > Bereiken. Naam/IP De DNS-naam of het IP-adres dat door de offsite server wordt gebruikt. Poort De poort die door de offsite server wordt gebruikt. Pad van map De pad van de map die door de offsite server wordt gebruikt. Opmerking: Geef geen offsite servermap aan die een toegewezen station gebruikt. Synthetische volledige ondersteuning Wanneer ingeschakeld, worden op deze computer componenten van de synthetische volledige back-up geïnstalleerd. | |||
Onderwerp 2131: Stuur feedback. Download van dit online boek een PDF van het eerste onderwerp in de inhoudstabel. |