Schakelopties van opdrachtregels voor agentinstallatie
Parameters voor de opdrachtregel voor het installeren van agenten voor KcsSetup zijn hoofdlettergevoelig en onafhankelijk van de volgorde. Scheid parameters met een spatie. Bijvoorbeeld: KcsSetup /a=TESTEC12345678901234 /e /g=root.unnamed /c
/b - Herstart het systeem na voltooiing van de installatie. De installatie van de agent vereist een herstart om de stuurprogramma's te laden. Gebruik deze parameter bij pakketten die u aan gebruikers geeft die niet over het recht beschikken om de computer af te sluiten.
/c - Gebruik de naam van de computer als computer-ID voor de nieuwe account. Als de computernaam niet programmatisch kan worden bepaald, wordt de computergebruiker gevraagd een computer-ID in te voeren. De uitzondering is de modus op de achtergrond, /s , in welk geval de installatie stopt en een fout in het installatielogboek wordt opgenomen.
/d - Gebruik de huidige domeinnaam als groeps-ID voor de nieuwe account. Als de domeinnaam niet programmatisch kan worden bepaald, wordt de computergebruiker gevraagd een groeps-ID in te voeren. De uitzondering is de modus op de achtergrond, /s , in welk geval de installatie stopt en een fout in het installatielogboek wordt opgenomen.
/e - Sluit onmiddellijk af als het installatieprogramma een agent detecteert die al is geïnstalleerd. Gebruik /e aan het eind van aanmeldingsprocedure. /k of /r overschrijft /e .
/f "Publisher" - Geeft de volledige naam van de service-provider of huurder op. Alleen Windows.
/g=xxx - Geeft het groeps-ID aan voor de nieuwe account. xxx moet een alfanumerieke tekenreeks zijn die geen spaties en leestekens mag bevatten.
/h - Geef, behalve wanneer schakeloptie /s is ingesteld, in welk geval de toepassing afsluit, het helpvenster met een lijst van alle schakelopties voor opdrachtregels weer.
/i - Negeer niet-kritieke fouten zoals onjuiste of onbepaalde versies van WinSock2, of onbepaalde versies van het besturingssysteem, en dwing de installatie om door te gaan.
/j - Installeer geen snelkoppeling naar een agent in het menu Start > Alle programma's. Alleen Windows.
/k - Geeft een dialoogvenster weer waarin de gebruiker wordt gevraagd of het OK is om de installatie te herhalen als de agent al op de computer is gedetecteerd. Zonder deze schakeloptie stopt het installatieprogramma als een agent al aanwezig is.
/m=xxx - Geeft het computer-ID aan voor gebruik voor de nieuwe account. xxx moet een alfanumerieke tekenreeks zijn die geen spaties en leestekens, behalve de punt (.), mag bevatten.
/n = partitionId - Geeft de huurder aan waarvan de geïnstalleerde agent/computer-ID lid is.
/o "Organisatietitel" - Geeft de bedrijfsnaam van de service-provider of huurder aan. Alleen Windows.
/p "install_path" - Heft het standaard installatiepad op door het volledige pad van de map aan te geven, inclusief de stationsletter, waarin de agent geïnstalleerd moet worden. Standaard maakt het installatieprogramma van de agent een map aan met de naam Programmabestanden\Kaseya\Agent vanaf de structuur van het station waarop Windows is geïnstalleerd.
/r - Voert het installatieprogramma uit en installeert de agent opnieuw, ook als deze al op de computer is geïnstalleerd.
/s - Voert de installatie op de achtergrond uit. Onderdrukt alle dialoogvensters.
/t "Title" - Geeft de titel aan voor de dialoogvensters die de computergebruiker tijdens de installatie ziet. De standaardtitel is: " Kaseya Agent" .
/u - Gebruikt de naam van de huidige computergebruiker als computer-ID voor de nieuwe account. Als de gebruikersnaam niet programmatisch kan worden bepaald, wordt de gebruiker gevraagd een computer-ID in te voeren. De uitzondering is de modus op de achtergrond, /s , in welk geval de installatie stopt en een fout in het installatielogboek wordt opgenomen.
/w - Heft het bestaande configuratiebestand op met een configuratiebestand dat in de installatie van de agent is opgenomen. Gebruik dit met schakeloptie /r om een agent opnieuw met nieuwe serverinstellingen te installeren. Bedoeld voor een bestaande agent die probeert verbinding te maken met een server die niet meer bestaat.
/x - Schakelt afstandsbediening uit nadat de agent succesvol is geïnstalleerd. Deze optie wordt bij update of herinstallatie genegeerd. Voor deze computer kan afstandsbediening alleen plaatsvinden nadat de gebruiker Afstandsbediening inschakelen heeft geselecteerd door in het systeemvak met de rechtermuisknop op het K-pictogram te klikken.
/z “Message” - Geeft het bericht aan dat aan de gebruiker wordt getoond zodra de installatie is voltooid. De uitzondering is de modus op de achtergrond, /s , in welk geval het statusbericht na voltooiing van de installatie in het installatielogboek wordt geschreven. Het standaardbericht is: "De agent is succesvol op uw computer geïnstalleerd. ”
/? = Geef het helpvenster weer met een lijsnzij de schakeloptie /s is ingesteld, in welk geval de toepassing afsluit. Alleen Windows.
|