Next Topic

Previous Topic

Book Contents

Patch-inzet

De wizard Patch-inzet is een tool dat een agentprocedure maakt voor het verspreiden en toepassen van Microsoft-patches. De wizard begeleid u door een stap-voor-stap proces wat een agentprocedure oplevert die u kunt plannen, om een patch te installeren op elke beheerde computer.

Microsoft publiceert veel hot fixes als patches voor zeer specifiek zaken die niet zijn opgenomen in de Microsoft Update Catalog of in het Office Detection Tool, de twee patch-bronnen die de module Patch-beheer gebruikt om patch-updates te beheren. Patch-inzet  stelt de klant in staat om een procedure voor de installatie van patches te maken voor deze hot fixes, via deze wizard, die gebruikt kan worden om de installatie op elke gewenste computer te plannen.

Zie Manieren om patches bij te werken, Patch-beheer instellen, Patches verwerken, Vervangen patches, Classificatie bijwerken en Patch mislukt voor een algemene beschrijving van patch-beheer.

Stap 1: Voer het 6-cijferige artikelnummer van de Microsoft-kennisbasis in.

Microsoft publiceert bijzonder veel informatie over zijn besturingssystemen in de Microsoft Knowledge Base. Elk artikel in de Knowledge Base wordt aangeduid met een 6-cijferig Q nummer (bijv. Q324096.) Alle Microsoft-patches hebben een bijbehorend artikelnummer voor de knowledge base.

Opmerking: Het invoeren van een artikelnummer is optioneel. Laat het leeg als u het niet weet.

Stap 2: selecteer het type besturingssysteem.

Sommige patches zijn specifiek voor een bepaald besturingssysteem bedoeld. Als de patch die u wilt inzetten alleen voor een bepaald besturingssysteem bedoeld is, selecteert u het betreffende besturingssysteem in de keuzelijst. Als de wizard de procedure voor het inzetten van de patch maakt, wordt de uitvoering van de procedure beperkt tot de computers met het geselecteerde besturingssysteem. Dit voorkomt dat een patch per ongeluk op het verkeerde besturingssysteem wordt toegepast.

Stap 3: De patch downloaden:

deze stap is alleen een herinnering om de patch bij Microsoft op te halen. Gewoonlijk bevat het artikel in de knowledge base waarin de patch wordt beschreven een koppeling.

Stap 4: Hoe wilt u de patch inzetten?

De wizard vraagt u in stap 4 wat u wilt: Stuur de patch van de KServer naar de externe computer en voer deze lokaal uit of Voer de patch uit vanaf een gedeelde map op hetzelfde LAN als de externe computer. De patch vanaf de VSA naar elke computer sturen, kan veel bandbreedte kosten. Als u meerdere computers in een LAN bijwerkt, wordt geen internetbandbreedte gebruikt om de patch te verzenden. Elke computer in het LAN kan het patch-bestand direct uitvoeren vanaf een gezamenlijke gedeelde map.

Stap 5: Selecteer het patchbestand of geef het UNC-pad op naar de patch die op hetzelfde LAN is opgeslagen als de externe computer.

Als Stuur de patch van de KServer naar de externe computer en voer deze lokaal uit is gekozen, moet de patch op een VSA-server staan. Selecteer het bestand in de vervolgkeuzelijst.

Opmerking: Als het patch-bestand niet in de lijst staat, staat het niet op de KServer. Klik op de knop Vorige en laad het bestand op de KServer door op de eerste koppeling hier te klikken.

Als Voer de patch uit vanaf een gedeelde map op hetzelfde LAN als de externe computer is gekozen, moet de patch op de share van de externe computer staan voordat u de patch-procedure kunt activeren. Het opgegeven pad naar het bestand moet in de indeling UNC zijn, bijvoorbeeld \\computernaam\dir\.

Opmerking: Als het bestand nog niet op de externe share staat, kunt u het daar via FTP plaatsen. Klik op de knop Vorige waar de tweede koppeling hier u naar FTP brengt.

Stap 6: geef de parameters voor de opdrachtregel op die nodig zijn om deze patch stil uit te voeren.

Om een patch stil uit te voeren, moet u de juiste parameters voor de opdrachtregel toevoegen die bij het uitvoeren van de patch nodig zijn. Elk knowledge base article bevat de parameters voor een stille installatie. Gebruikelijke opties zijn /q /m /z.

Opmerking: Parameters voor de opdrachtregel zijn optioneel. Laat het leeg als u het niet weet.

Stap 7: geef de procedure een naam.

Typ een naam voor de nieuwe agentprocedure voor de installatie van de patch.

Stap 8: herstart de computer nadat de patch is aangebracht.

Schakel dit vak in om, na het toepassen van de patch, de beheerde computer automatisch te herstarten. De standaardinstelling is niet herstarten.

Klik op de knop Maken.

Een nieuwe agentprocedure wordt gemaakt. Gebruik Agentprocedure > Planning / Maken om de nieuwe agentprocedure in de boomweergave te tonen, onder de gebruikersnaam van uw persoonlijke map. U kunt deze nieuwe agentprocedure activeren om de patch op elke beheerde computer te installeren.