Next Topic

Previous Topic

Book Contents

Werkt met variabelen

De volgende richtlijnen zijn op een willekeurige servicedesk-procedure van toepassing.

  • Globale procedurevariabelen - Globale procedurevariabelen worden met Servicedesk > Procedurevariabelen gedefinieerd.
    • Dezelfde globale variabele kan op een willekeurige procedure worden toegepast die door een willekeurig servicedesk wordt geactiveerd.
    • De opdracht Een variabele controleren test de waarde van een variabele in een procedure.
    • De waarde van een globale variabele kan met de opdracht Een variabele krijgen binnen een procedure worden gewijzigd, maar de waarde houdt alleen voor de tijdsduur van de procedure aan.
    • Binnen een procedure wordt in tekst naar een globale variabele verwezen door de naam ervan als volgt, [= en =] tussen haakjes te plaatsen. Voorbeeld: [=varname=].
    • Globale variabelen worden volgens naam en settype gedefinieerd. Een globale variabele kan bijvoorbeeld varname worden genoemd en het settype Allen gebruiken. Het settype Allen betekent dat de globale variabele in elke willekeurige procedures kan worden gebruikt. Als een variabele met gebruik van een settype voor een specifieke procedure wordt gedefinieerd, kan het alleen in procedures worden gebruikt die met dat settype overeenkomen. Een variabele die bijvoorbeeld met het settype Doel is gedefinieerd, kan alleen in procedures Doelstellingen ticket worden gebruikt.
    • Van elk willekeurig settype kan een globale variabele met een beleid worden verwant. Beleiden negeren het settype die aan de globale variabele is toegewezen.
  • Procedure-specifieke variabelen - Binnen een procedure kune een procedure-specifieke variabele maken door de opdracht Een variabele krijgen te gebruiken en deze aan een waarde toe te wijzen.
    • In tegenstelling tot globale variabelen, is het bereik van een procedurevariabele alleen van toepassing op de procedure waarin het werd gemaakt.
    • Net als globale variabelen wordt in tekst naar een procedurevariabele verwezen door de naam ervan als volgt, [= en =] tussen haakjes te plaatsen. Voorbeeld: [=varname=].
  • Obectvariabelen - Objectvariabelen verwijzen naar de waarden van velden binnen de VSA.
    • Objectvariabelen worden onderscheiden door hun namen in tekst met [$ en $] tussen haakjes te plaatsen. Voorbeeld: [$machine$].
    • Types van objectvariabelen omvatten [$TicketId$] of [$Organization$] of [$Status$]. De volleidge lijst van beschikbare objectvariabelen vindt u in Servicedesk > Berichtsjablonen.
    • Net als globale variabelen en procedurevariabelen kunnen de waarden van objectvariabelen met IF-opdrachten worden getest.
    • Setup voor de objectvariabele [$Manager$]:
      • Maak een organisatie.
      • Maak binnen die organisatie een afdeling.
      • Maak een eerste personeelslid die aan die afdeling is toegewezen.
      • Maak een tweede personeelslid die aan die afdeling is toegewezen.
      • In het Personeelsrecord is een veld met de naam Supervisor. Wijs het tweede personeelslid als de supervisor van het eerste personeelslid toe.
      • Maak een ticket en wijs het eerste personeelslid, die een supervisor heeft, aan het ticket toe. De naam van de supervisor wordt niet in het ticket weergegeven.
      • Sla het ticket op.
      • Elke verwante proceudre zoals een fase-invoer of ticketwijziging kan nu testen of de objectvariabele [$Manager$] voor het ticket gelijk is aan de naam van het eerste personeelslid.
  • Hoofdlettergevoeligheid - Alle drie types van variabelenamen zijn hoofdlettergevoelig.
  • Waar gebruikt - Zodra variabelen zijn gemaakt, kunt u ze in elk tekstinvoerveld, die als een IF-ELSE-dialoogvenster wordt weergegeven, in de indeling tussen haakjes opnemen
  • Berichtsjablonen - Objectvariabelen, globale variabelen en procedurevariabelen kunnen in berichtsjablonen worden opgelost.
    • Een willekeurige gebruikersnaam die in het veld Naar van een berichtsjabloon is opgenomen, wordt automatisch in dat overeenkomende e-mailadres van de gebruiker omgezet. Bijvoorbeeld, als de gebruiker jsmith een overeenkomend e-mailadres heeft van jsmith@acme.com, dan kan hetzelfde berichtsjabloon—met jsmith in het veld Naar—door een stap voor Bericht verzenden worden gebruikt om een bericht naar jsmith te verzenden en het kan ook door een stap voor E-mail verzenden worden gebruikt om een e-mail naar jsmith@acme.com te verzenden. Voor elke gebruiker worden de e-mailadressen onderhouden met Systeem > Gebruikers.